In zijn boek Het gras wordt groener schrijft Thich Nhât Hanh een mooi verhaal dat hij van Tolstoj heeft geleend. Ik vind het een mooi verhaal dus ik leen het ook even! Ik heb het verhaal wel ingekort en hier en daar een paar kleine aanpassing gemaakt. Maar de credits van dit verhaal gaan naar de bedenker Tolstoj en naar Hanh, die via zijn boek dit verhaal onder mijn aandacht heeft gebracht.
Drie wonderbaarlijke antwoorden
Op een dag kwam een keizer op het idee dat als hij het antwoord wist op de volgende drie vragen, hij zich in geen enkele aangelegenheid meer zou kunnen vergissen:
- Wat is voor ieder ding dat je doet het meest geschikte moment?
- Wie zijn de belangrijkste mensen om mee samen te werken?
- Wat is te allen tijde het belangrijkste om te doen?
De keizer liet in het hele koninkrijk een bericht uitgaan, waarin hij aankondigde dat degene die deze vragen kon beantwoorden een hoge beloning zou krijgen. Velen die het bericht hadden gelezen gingen direct op weg naar het paleis, met allen een verschillend antwoord.
Nadat de keizer veel mensen had gesproken zonder een bevredigend antwoord te hebben ontvangen, besloot hij een bezoekje te brengen aan een kluizenaar.
Deze man, die bekend stond om zijn wijsheid, woonde op een berg in het bos en ontving alleen gewone mensen. Daarom vermomde de keizer zich als een eenvoudige boer en beval hij zijn gevolg aan de voet van de berg op hem te wachten.
Toen de keizer bij de hut van de kluizenaar aankwam, was de man bezig om de grond in zijn tuin om te spitten. De kluizenaar merkte de vreemdeling op, knikte bij wijze van groet en ging door met spitten.
Het was zichtbaar dat het werk hem zwaar viel. Hij was een oude man en iedere keer dat hij de spade in de grond stak om de aarde om te keren, hijgde hij zwaar.
De keizer kwam uiteindelijk dichterbij en stelde zijn drie vragen. De kluizenaar stopte zijn werkzaamheden en luisterde aandachtig, maar gaf geen antwoord. Hij klopte de keizer alleen op de schouder en ging vervolgens weer door met spitten.
Terwijl de keizer op antwoorden stond te wachten, viel het hem op hoe moe de kluizenaar was en bood aan het werk over te nemen. De kluizenaar accepteerde het aanbod, gaf hem de spade en ging op de grond zitten om uit te rusten.
Pas toen de zon langzaam onderging staakte de keizer zijn werkzaamheden en herhaalde zijn vragen aan de kluizenaar. De kluizenaar ontweek de vragen wederom en merkte op dat hij iemand aan zag komen. De keizer keek op en plotseling zag hij een man met een lange witte baard uit het bos tevoorschijn komen. Hij rende wild en drukte met beide handen tegen een bloedende wond op zijn buik. De man rende vervolgens in de richting van de keizer en viel voor zijn voeten op de grond neer, waar hij kreunend bleef liggen.
Toen de keizer en de kluizenaar zijn kleren hadden geopend, zagen ze dat hij een gapende snijwond had opgelopen. De keizer maakte de wond grondig schoon en gebruikte zijn eigen hemd om hem te verbinden. Na een tijdje stopte de wond met bloeden en kwam de gewonde man weer bij bewustzijn. Hij vroeg om een glas water. De keizer snelde naar de beek en kwam terug met een kruik vol water.
Intussen was de zon helemaal verdwenen en het begon koud te worden. De kluizenaar en de keizer droegen de man de hut in, waar ze hem op het bed van de kluizenaar legden. De man deed zijn ogen dicht en bleef stil liggen.
De keizer was inmiddels zo vermoeid dat hij naast het bed in een diepe slaap was gevallen.
Toen hij weer wakker werd stond de zon al boven de bergen. Een ogenblik wist hij niet waar hij was en waarvoor hij gekomen was. Hij keek naar het bed en zag de gewonde man, die eveneens verward om zich heen keek.
Toen hij de keizer zag, keek hij hem scherp aan en zei fluisterend: “Vergeef me alstublieft.”
“Maar wat hebt u dan gedaan dat ik u zou moeten vergeven?”, vroeg de keizer.
“U kent mij niet majesteit, maar ik ken u wel. Ik was een gezworen vijand van u, omdat u tijdens de laatste oorlog mijn broer heeft vermoord en mijn bezittingen heeft afgenomen. Toen ik had vernomen dat u alleen de berg op zou gaan om de kluizenaar te ontmoeten, besloot ik u op de terugweg in de val te laten lopen en u te doden. Maar na heel lang wachten, was er nog steeds geen spoor van u te bekennen en dus verliet ik mijn hinderlaag om u te zoeken. In plaats van u te vinden, kwam ik uw dienaren tegen, die mij herkenden en die mij deze wond toedienden. Gelukkig kon ik ontsnappen en hiernaartoe rennen. Als ik u niet had ontmoet, was ik nu vast en zeker dood geweest. Ik had u willen doden maar in plaats daarvan heeft u mijn leven gered! Ik kan u mijn schaamte en dankbaarheid met geen woorden beschrijven. Als ik in leven blijf, beloof ik u dat ik voor de rest van mijn leven uw dienaar zal zijn. Ik vraag uwe majesteit mij vergiffenis te schenken.”
De keizer was heel blij dat hij zo gemakkelijk verzoend werd met een vroegere vijand. Niet alleen vergaf hij de man, maar hij beloofde hem ook al zijn bezittingen terug te geven en hem zijn eigen arts en dienaren te sturen, zodat de man goed kon worden verzorgd.
Nadat de keizer zijn dienaren de opdracht had gegeven de man naar huis te brengen, ging hij terug naar de hut van de kluizenaar om nog een keer zijn vragen te stellen. Hij vond de kluizenaar bezig met het inzaaien van de grond die zij de vorige dag hadden omgespit.
De keizer stelde zijn vragen. De kluizenaar stond op, keek de keizer aan en antwoordde: “Uw vragen zijn al beantwoord.”
“Hoe bedoelt u dat?”, vroeg de keizer verbaasd.
“Als uwe majesteit gisteren geen medelijden met mij had gehad vanwege mijn leeftijd en mij niet had geholpen bij het omspitten van deze grond, dan had die man u op weg naar huis aangevallen. Daarom was de tijd dat u spitte het belangrijkste moment, was ik de belangrijkste persoon en was uw hulp bij het omspitten het belangrijkste om te doen.
Later, toen de gewonde man hiernaartoe kwam rennen, was de tijd die u besteedde aan het verbinden van zijn wonden het belangrijkste moment, want als u hem niet had verzorgd, was hij gestorven en had u de kans gemist uzelf met hem te verzoenen. Daarom was hij tegelijkertijd ook de belangrijkste persoon en was de belangrijkste bezigheid de verzorging van zijn wond.
Vergeet niet dat er maar één belangrijk ogenblik is en dat is Nu. De belangrijkste persoon is altijd degene die bij je is of die vlak voor je staat, want je weet niet of je in de toekomst ooit nog met een ander persoon te maken krijgt. De belangrijkste taak is om die persoon die vlak naast je staat gelukkig te maken. Dat alleen is de bedoeling van het leven.”